Mezen in Nederland

Slide 1 of 10
"Return"
Parus major
Koolmees
Great Tit
Kohlmeise
P. caeruleus
Pimpelmees
Bleu Tit
Blaumeise
P. christatus
Kuifmees
Crested Tit
Haubenmeise
Aeg. caudatus
Staartmees
Long tailed Tit
Schwanzmeise

P. palustris
Glanskop
Marsh Tit
Sumpfmeise

P. montanus
Matkop
Willow Tit
Weidenmeise

Parus ater
Zwarte mees
Coal Tit
Tannenmeise

Mezen

De familie Paridae, uit de Zangvogels
Over het algemeen zijn mezen kleine vogeltjes, gewoonlijk korter dan totaal 15 cm; de kleinste soort is 7,5 cm lang.
Mezen hebben een dicht, zacht verenkleed, dat vaak grijs of bruin gekleurd is, met een opvallende, maar niet felle, zwart met wit of blauw met gele tekening.
Het verenkleed van mannetje en wijfje vertoont minieme verschillen. Het verspreidingsgebied is Europa, Azie, Afrika, Noord- en gedeeltelijk Midden Amerika.
 Hun voedsel wordt vnl. gevormd door insecten (o.a. honingbij), voorts zaden en vruchten. Ze eten graag pinda's, vet en zonnepitten, die tussen de sterke tenen vastgehouden en met de stevige, spitse snavel stukgehakt worden. 

Soorten en verspreiding
 De mezen worden in drie onderfamilies verdeeld. De meeste soorten (45) behoren tot de onderfamilie Parinae, vnl. tot het geslacht parus. Bijna alle Parus-soorten zijn holenbroeders en hebben meestal een broedsel per jaar, dat uit wel 11-15 eieren kan bestaan. Dit laatste houdt verband met het grote sterftecijfer van jonge en oude vogels. Een levensduur van zes jaar is uitzonderlijk. De grootste mees uit dit geslacht is de koolmees (P.major) bijna 15 cm lang.
In Nederland en Belgiëis hij een zeer talrijke broedvogel, die bovendien voor het merendeel standvogel is, maar in sommige jaren in wisselend aantal doortrekt.

De Pimpelmees (P. caeruleus), 11 cm, is eveneens een talrijke broedvogel en standvogel, maar ook van deze soort komt in sommige jaren doortrek voor.

De Matkop (P. montanus) en de Glanskop (P. palustris) zijn vrij talrijke broedvogels, de eerste meestal op vochtige plaatsen, en zijn standvogels.
Deze 11 cm lange mezen verschillen doordat de eerste een dofzwarte en de tweede een glanzende kruin heeft, terwijl de laatste ook de lichte vleugelvlek mist.


De Zwarte mees (P. ater), 11 cm, met een grote witte vlek in de nek, is een talrijke broedvogel in naaldbossen. Deze standvogel is in Nederland en Belgie schaars in het westen. Soms komt echter een invasie-achtige doortrek voor, die - evenals bij de andere mezen - veroorzaakt wordt door een te groot geboorteoverschot en daarmee samenhangend gebrek aan voedsel.

De Kuifmees (P. cristatus), 11 cm, heeft een opstaande kuif. Hij is in Nederland, vooral in het oosten, zuiden en midden, en in Belgie in het oosten en de Kempen een vrij talrijke broedvogel.

De onderfamilie Aegithalinae telt een twaalftal soorten, klein met lange staart, o.a. de vrij talrijk in Nederland en Belgie voorkomende Staartmees (Aegithalos caudatus), 14 cm (waarvan 7,5 cm staart). Staartmezen bouwen een eivormig nest van mossen, korstmossen en spinrag, met een zij-ingang. Het wijfje zit met gekromde staart op de 8-12 eieren; zij wordt door het mannetje op het nest gevoerd.
 


1)  Encarta® 99 Encyclopedie Winkler Prins Editie. 1993-1998 Microsoft Corporation/ Elsevier. Alle rechten voorbehouden
2)  Elseviers Gids van de Europese Vogels" Heinzel/Fitter/Parslow, zevende druk 1987 Tirion Baarn

This will take you to the top!